24
.
11
.
2010
De Tijd

In de wereld van private banking zijn er behalve private banken nog andere spelers

Behalve banken zijn er nog drie categorieën van financiële instellingen die onder de prudentiële controle vallen van de toezichthouder CBFA (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen). Het gaat om effectenbanken, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Die instellingen moeten - net als banken - niet alleen erkend worden door de CBFA, maar worden ook regelmatig gecontroleerd door de toezichthouder.

In ruil voor dat strikte toezicht mogen ze een ruim dienstenpalet aanbieden. Ze kunnen onder meer doen aan discretionair vermogensbeheer, waarbij de instelling zelf beslist wat gekocht wordt zonder dat de cliënt in die beslissing tussenbeide komt. Die financiële instellingen mogen ook persoonlijk beleggingsadvies geven en nog andere diensten aanbieden. Toch zijn er nog verschillen tussen die instellingen.

Effectenbank

Het verschil met een gewone bank is het kleinst voor effectenbanken. ‘Het verschil tussen effectenbanken en gewone banken is eigenlijk verwaarloosbaar,’ stelt CBFA-woordvoerder Hein Lannoy. ‘Het onderscheid is historisch gegroeid als een overgangsmaatregel voor beursvennootschappen die bank wilden worden. Om zich toch nog te onderscheiden van de gewone banken kozen ze de benaming effectenbank’, zegt Lannoy.

Monique Leys, gedelegeerd bestuurder van Dierickx, Leys Effectenbank, bevestigt dat. Dierick, Leys is een van de twee Belgische effectenbanken. ‘Wij hebben in 1999 het statuut van effectenbank aangenomen om ons te differentiëren van beursvennootschappen. Door te opteren voor het statuut van effectenbank in plaats van het gewone bankstatuut, benadrukken wij onze activiteiten van beleggingen’, stelt Leys. Toch zijn er diensten die Dierickx, Leys niet aanbiedt. Het gaat dan om verzekeringen, hypothecaire kredieten en andere kredietvormen, en het gewone betalingsverkeer, legt Leys uit.

Beursvennootschap

Naast de banken en effectenbanken zijn er twee instellingen die onder de noemer ‘beleggingsondernemingen’ vallen: beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Een beursvennootschap mag kort gezegd meer diensten verrichten dan een vermogensbeheerder, maar minder dan een bank.

‘Een beursvennootschap mag zoals een bank geld in ontvangst nemen, maar dat moet steeds dienen voor een transactie met financiële instrumenten. Een beursvennootschap mag dus het ontvangen geld niet transformeren in kredieten’, legt Lannoy uit. Een tweede beperking is dat een beursvennootschap het geld van cliënten moet ‘segregeren’, wat erop neerkomt dat het totaal aan niet-geïnvesteerd geld van cliënten iedere dag bij een bank gedeponeerd moet worden.

Beursvennootschappen verklaren hun keuze voor dat statuut met de mogelijkheid alle activiteiten zelf uit te voeren zonder dat er een risico is op belangenconflicten. Eric Thoelen van beursvennootschap Merit Capital: ‘Ons doel is het vermogen van de cliënten op een volledig onafhankelijke wijze te beheren en/of te adviseren. Er is absoluut geen nood aan het bankstatuut om dat doel te bereiken. Integendeel, banken hebben vaak eigen posities in portefeuille waardoor zich een belangenconflict ten opzichte van het beheer van het vermogen van de cliënten zou kunnen voordoen.’

Maarten Rooijakkers van beursvennootschap CapitalatWork vat het verschil met een klassieke bank samen in drie woorden: ‘Focus, specialisatie en onafhankelijkheid’. Toch heeft CapitalatWork beslist het bankstatuut aan te nemen. ‘De belangrijkste beweegredenen voor deze stap zijn: het uitbreiden van onze dienstverlening, bijvoorbeeld inzake kredietverlening en deposito’s, het verhogen van onze naambekendheid, en het bewerkstelligen van integraties in het kader van externe groei’, stelt Rooijakkers. ‘We willen echter niet een van de zovele traditionele banken zijn, maar blijven focussen op onze kernactiviteiten’, voegt hij eraan toe. CapitalatWork streeft ernaar het bankstatuut te verkrijgen in januari 2012.

Vermogensbeheerder

Een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies is onderworpen aan een volledig verbod van bewaarneming: ze mogen dus geen geld of effecten van cliënten ontvangen. Een cliënt bij een vermogensbeheerder zal dus een rekening moeten openen bij een bank of een beursvennootschap. De vermogensbeheerder krijgt dan een mandaat op die rekening. In de praktijk heeft een vermogensbeheerder al een samenwerkingsakkoord met een of meerdere banken wanneer hij zijn vergunning aanvraagt. Die beperkingen hanteren de vermogensbeheerders als een troef. Door de scheiding van alle mogelijke functies kan een vermogensbeheerder volledig onafhankelijk zijn, luidt de redenering.

Een visie die bevestigd wordt door Geert Vastiau van Quaestor Vermogensbeheer. Quaestor bestaat tien jaar en heeft 750 miljoen euro onder beheer van 350 cliënten. ‘Wij zijn ervan overtuigd dat de cliënt er baat bij heeft dat zijn beheerder niet de bewaarder is van de effecten of de uitvoerder van de orders. Ook een instelling die naast beheer ook ‘corporate finance’-activiteiten heeft, kan gemakkelijk een ‘belangenconflict’ hebben’, stelt Vastiau. Quaestor kiest er dan ook voor niet alles aan te bieden, maar zich toe te leggen op discretionair en adviserend beheer, het opvolgen van portefeuilles van cliënten bij andere beheerders, successieplanning en fiscaal sparen.

Geert Noels, de voormalige hoofdeconoom van beursvennootschap Petercam, is medeoprichter van Econowealth en opteerde daarbij voor het statuut van vermogensbeheerder. ‘De drempel voor dit statuut ligt hoog en heeft daarom een kwaliteitsimago. Een bankstatuut is slechts nodig als men ook echt bancaire diensten, zoals kredieten, wil aanbieden,’ stelt Noels. Hij ziet op de al druk bevolkte private-bankingmarkt nog steeds ‘een grote vraag naar onafhankelijke, kwalitatieve spelers’.

Family office

Een laatste categorie spelers op de markt voor private banking zijn financiële planners, family offices of zakenkantoren. Die vallen in principe buiten de bevoegdheid van de CBFA, al zijn verschillende van dergelijke spelers wel bij de CBFA ingeschreven als makelaar in bank- en beleggingsdiensten of als verzekeringstussenpersoon. Zij mogen geen vermogensbeheer aanbieden of persoonlijk beleggingsadvies geven bij een transactie in financiële instrumenten. Zij kunnen als bank- of verzekeringsmakelaar wel diverse bank- of verzekeringsproducten van financiële instellingen verkopen en advies geven over bijvoorbeeld de algemene samenstelling van het vermogen.

Bron:
De Tijd
Tekst:
Jim Lannoo
Beeld:
← Terug naar overzicht
Interesse?
Praat met onze experts.
Bent u benieuwd naar wat Quaestor voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op voor meer informatie over onze diensten.
Contacteer ons